Door Gilles Piters

Revolutie en verzet, twee termen die gevoelens oproepen van heldhaftige mannen en vrouwen die strijden voor hun waarden en idealen. Van mensen die bereid zijn hun leven te geven voor het grotere goed om te streven naar hun heilstaat. Edoch, op de vooravond van zijn eigen revolutie zei de Franse Girondijn Vergniaud; “de revolutie eet haar eigen kinderen op.” Dit lijkt inderdaad een terugkerend fenomeen te zijn in veel van de revoluties die de wereld gekend heeft. Menig Frans revolutionair is omgekomen door zijn eigen ontketende revolutionaire krachten. Van de Russische revolutionairen overleefden er ook velen de burgeroorlog of Stalin niet. Het woord revolutie alleen al heeft een bloedige of gewelddadige ondertoon, maar ook bij een succesvolle revolutie lijkt dit te leiden tot het einde van de aanjagers. De revolutionair sterft…

De liberale en socialistische stromingen, basisprincipes van ons huidige politieke stelsel, zijn beide geboren in bloed. En hoewel de omstandigheden van de wereld erop lijken te wijzen dat een nieuwe revolutie nodig is, zie de klimaatverandering, de groeiende ongelijkheid in arm en rijk, massa-immigratie, de complete automatisering van de productie en ook steeds meer de dienstensector, blijft deze uit. De revolutionair is dood. 

Sommigen zouden beweren dat de revolutionair in onze tijden al lang dood is. Francis Fukuyama zei na de val van de Sovjet-Unie dat het einde bereikt was en de liberale democratie als grote overwinnaar de geschiedenis gewonnen had. Hoewel dit ondertussen ontkracht is en de absolute superioriteit van liberale democratie betwist wordt, heeft hij wel een punt. We lijken het einde te hebben bereikt van het revolutionaire tijdperk. Er lijken nog maar weinig mensen op te staan die inderdaad hun eigen leven ondergeschikt maken aan het hogere goed. Je hebt wel een paar ‘klimaatgekkies’ die protesteren, maar een echte revolutie blijft uit.

Laten we op een simplistische en ongenuanceerde manier eens kijken naar de oorzaak hiervan. Kort door de bocht zouden we criminaliteit en radicalisering kunnen zien als concepten die onder andere essentieel zijn voor de creatie van een revolutionair. Veelrevolutionairen in de 20 e eeuw waren immers (kleine) criminelen. We zouden hoge criminaliteitscijfers ook kunnen zien als een indicator van een onhoudbare socio-economische status of een lak aan autoriteit. Radicalisering is nodig om de overgang te maken van het eigenbelang, naar het grotere belang. In de veiligheidsstudies wordt gesproken over de drie W’s die criminaliteit en radicalisering kunnen tegengaan en omkeren; Woning, werk en wijf. Het verkrijgen van een goede vaste woonplek, een stabiel en substantieel salaris en een man of vrouw zorgt ervoor dat de revolutionair in spe teveel te verliezen heeft in zijn revolutie en zijn of haar grotere goed laat varen voor het kleine geluk.

Het verbeteren van de (persoonlijke) welvaart, lijkt dus de revolutiedrang te verkleinen. De kapitalistische revolutie die de mensheid door heeft gemaakt zorgt er dus voor dat er minder andere revolutionairen zijn. Door het kapitalisme stijgt de algehele welvaart: mensen kiezen eerder voor hun kleine geluk, dan het grotere goed. Het kapitalisme, de grote emancipator der volkeren, heeft de revolutionair gedood. Edoch, niets is permanent en misschien, ooit, zal er een nieuwe Messias opstaan. Een die de mensheid bevrijdt van financiële plichten en zorgen en als de Bijbelse revolutionair David de Goliath, die het kapitalisme is, verslaat.