Een van de plekken die mij het meest heeft gefascineerd in Leiden is het Centraal Station. Duizenden mensen die zich elke dag jammerlijk voortbewegen op weg naar een ogenschijnlijk ander doel dan de onbekende reiziger die zich naast hem begeeft. Als kleine radertjes vervolgen ze hun weg in het systeem dat wij Nederland noemen. Een systeem dat volgens sommige mensen steeds vaker last heeft van ‘betonrot’, ‘ een crisis’ of in ‘een morele noodtoestand verkeert’. Het fundament lijkt steeds vaker door mensen in twijfel te worden getrokken en dat zorgt voor onzekerheid over de koers van het land. Staat het systeem eigenlijk wel goed afgesteld? Draaien de radertjes nog wel de goede richting op? Zal de generatie na ons ook genoeg kunnen profiteren van het systeem dat eerder steen voor steen is opgebouwd?

Als je überhaupt kritische vragen durft te stellen over de weg die we nu bewandelen dan zorgt dat al voor een hoop tegenwind. Er worden dan allerlei argumenten gegeven die betrekking hebben op de status van het onderwijs, zorg en veiligheidsbeeld om te laten zien dat Nederland wel degelijk een ‘gaaf land’ is (als ik zo vrij mag zijn om onze premier te citeren). Nederland staat inderdaad op allerlei buitenlandse lijstjes bovenaan als het om die indicatoren gaat, daar valt feitelijk niks op af te dingen. Desondanks zie ik ook dat steeds meer mensen een unheimlich gevoel hebben bij de ontwikkelingen die zich in Nederland, Europa en de rest van de wereld afspelen. In het SCP-rapport ‘De Sociale staat van Nederland’ wordt niet voor niets gesteld dat veel Nederlanders vinden dat het in hun eigen omgeving goed gaat, maar dat zij zich zorgen maken over hoe het met ‘ons’ gaat. Ook binnen de universitaire wereld zijn er steeds meer signalen van studenten die lijden aan depressies of burn-outs. Hoe kan dit in een tijd waarin alles juist heel gaaf is?

Vaak worden de problemen van de zogenoemde boze blanke man gewijd aan allerlei economische ontwikkelingen die voortkomen uit beleid dat dan ‘neoliberaal’ wordt genoemd. De flexibilisering, globalisering en het nauwelijks gestegen besteedbaar inkomen zou de onvrede verklaren waarom men weer kiest voor de sterke man als leider, zoals Trump en Erdoğan. Een redelijk simplistische verklaring, want het verklaart niet waarom voornamelijk het gevoel bestaat dat het ‘met ons’ niet goed gaat. Waar komt dit dan wel vandaan? Waar wordt voor mensen een grens overschreden om te stemmen op zulke ‘populistische’ figuren?

Om een antwoord te kunnen geven op een dergelijk complexe vraag is het goed om eerst te kijken hoe hier in de Nederlandse politiek tegenaan wordt gekeken. Toen ik in september, geheel tegen mijn politieke stemgedrag in, een bijeenkomst bezocht van GroenLinks over ‘de crisis in de publieke sector’ werd mijn kijk iets verder verbreedt. Het viel mij op dat de mensen die aanwezig waren niet alleen ageerden tegen de regelgeving en bureaucratische last die op hun schouders viel, maar bovenal zich stoorden aan het feit dat voor het menselijkheidaspect de laatste jaren steeds minder aandacht was. Toen ik na afloop in de trein, naast alle radertjes zittend, nog eens nadacht over wat er was gezegd bedacht ik mij dat ik de slagzinnen over de crisis in de publieke sector hetzelfde waren als die van andere politieke partijen. Het Forum voor Democratie spreekt over ‘een crisis in het Nederlandse bestuur’ en het CDA dat het heeft over een ‘morele crisis’ in onze samenleving. In eerste instantie lijkt het alsof deze partijen niet veel met elkaar gemeen hebben, maar toch lijkt de onderliggende boodschap op elkaar: de grenzen van de gewenste menselijke maat worden overschreden. Dit gevoel van machteloosheid over de gewenste kwaliteit die niet wordt geleverd zagen we ook in oktober voorbijkomen met betrekking tot het faillissement van verschillende ziekenhuizen. Bij veel mensen veroorzaakt dit het gevoel alsof onze algemene voorzieningen steeds verder onder druk komen te staan en dat er een morele grens wordt overschreden.

Een gedeelte van het probleem zit hem ook zoals het CDA aangeeft in een zekere ‘morele crisis’. De heiligverklaring van het individu en secularisering in de tweede helft van de 20ste heeft ervoor gezorgd dat de sociale cohesie en het ‘gemeenschappelijke verhaal’ is verdwenen uit onze samenleving. De verhuftering en verruwing van de samenleving lijkt een steeds groter wordend probleem. Dit zou men kunnen linken aan het verminderde morele besef dat tegenwoordig wordt ontwikkeld. De bekende Oostenrijkse schrijver Joseph Roth beschrijft in zijn, overigens weergaloze, boeken over de impact van een wereld die in rap tempo moderniseert. Veel verhalen spelen zich vlak na de ineenstorting van het Habsburgse Rijk af, waar de protagonisten tot hun ongeloof moeten constateren dat in het ‘moderne’ Oostenrijk alleen nog ruimte is voor de kapitalistische norm. De norm waarin men geen rekening houdt met de niet-commerciële belangen, gemeenschappelijkheid en moraliteit. De normen die morele grenzen aangaven waaraan men zulke grote waarden hechten verdwenen als het ware doordat Oostenrijk meeging in de tijdsgeest. Dit zal voor veel mensen ook nu nog herkenbaar zijn. Hoeveel vastigheden lijken er nu wel niet onder druk te staan? De ‘morele crisis’ komt op veel manieren tot uiting, maar in Amerika komt de ‘culture war’ tot een ongezond hoogtepunt en we zien hoe erg de samenleving daar momenteel polariseert. Als wij op deze ontwikkelingen een antwoord willen geven moeten we terug gaan naar de basis. Wat verbindt ons als Nederlanders? Wat is ons verhaal? Waar willen we naar toe? Als hier antwoorden op komen (en grenzen worden aangegeven) is zoveel meer mogelijk en kunnen we weer het volledige potentieel uit onze samenleving halen.

Al met al zien we dat het gevoel van grenzeloosheid en (morele) vervreemding niet alleen fenomenen zijn uit de 21ste eeuw, maar Europa al decennialang in haar greep houdt. Het in stand houden van (niet-fysieke) grenzen zorgt, in tegenstelling tot wat vaak geloofd wordt door aanhangers van het relativistisch en globalistisch denken, niet alleen voor beperkingen, maar biedt juist de mogelijkheid tot ontplooiing van het eigen. Grenzen aangeven zorgt juist dat er veel meer mogelijk is, wat is een groep mensen zonder gemeenschappelijke deler? Dat zou zomaar iets kunnen zijn dat er voor zou zorgen, dat de radertjes van ons systeem weer de juiste richting op gaan draaien. Tot die tijd moeten we accepteren dat het niet zozeer slechter gaat, maar enkel minder.