In Atlas Flashbacks gaan we terug in de geschiedenis van de Atlas. Dit artikel komt uit Editie 3, Jaargang 9 (1996-1997), in het teken van Veiligheid en Defensie, geschreven door toenmalig Minister van Defensie Dr. Ir. J.J.C. Voorhoeve.


Europese defensiesamenwerking in politiek perspectief

Dr. Ir. J.J.C. Voorhoeve, Minister van Defensie

Men hoeft geen groot kenner van de bloedige Europese geschiedenis te zijn om te beseffen dat de Europese defensiesamenwerking die sinds de Tweede Wereldoorlog gestalte heeft gekregen van grote betekenis is. Oude vijandschappen tussen West-Europese landen zijn overwonnen en hebben plaats gemaakt voor intensieve samenwerking, ook op defensiegebied. Deze krijgt militair vaak gestalte in de NAVO, waarmee nog eens is onderstreept dat Europese defensiesamenwerking en de trans-Atlantische band niet strijdig zijn, maar in elkaars verlengde liggen.

Multinationale militaire eenheden zijn een tastbaar bewijs van verbondenheid tussen landen. De internationale stabiliteit is daarbij gebaat. De militaire structuur van de NAVO bestaat in toenemende mate uit multinationale eenheden. Nederland heeft daaraan zijn steentje bijgedragen. De Brits-Nederlandse mariniersmacht, het Duits-Nederlands legerkorps, het operationele Belgisch-Nederlands marinehoofdkwartier in Den Helder, onze deelname aan de Multinationale NAVO-divisie en onze afspraken met België en Luxemburg op het terrein van de luchtstrijdkrachten getuigen hiervan.

NAVO-top in Madrid, 1997.

Sinds het einde van de Oost-West tegenstelling heeft defensiesamenwerking in Europa een belangrijke nieuwe dimensie gekregen. De NAVO heeft, kort na de val van de Muur, de voormalige tegenstanders de hand van vriendschap toegestoken. Daarop volgden andere vernieuwende politieke initiatieven van de NAVO, zoals de Noord-Atlantische Samenwerkingsraad en het Partnerschap voor de Vrede. Deze initiatieven zijn de fundamenten geworden van een nieuwe, ingrijpend veranderde Europese veiligheidsarchitectuur. De NAVO-­top in Madrid was opnieuw een belangrijke stap voorwaarts, nu Hongarije, Polen en Tsjechië zijn uitgenodigd onderhandelingen te beginnen over de toetreding tot de NAVO en tevens plechtig is onderstreept dat deze uitnodigingen niet de laatste zijn. De NAVO houdt de deur open. De veiligheidspolitieke samenwerking tussen de NAVO en Rusland krijgt gestalte in de Permanente NAVO-Rusland Raad. Het besluit hiertoe was al voor de NAVO-raad in Madrid genomen, en maakte deel uit van de NAVO-Rusland Stichtingsakte die op 27 mei jongstleden in Parijs is ondertekend. Ook met Oekraïne is de NAVO nauwe banden aangegaan.

De militaire samenwerking met Midden- en Oost-Europese landen onderstreept hoe fundamenteel de politieke situatie in Europa is veranderd.

De militaire samenwerking met Midden- en Oost-Europese landen onderstreept hoe fundamenteel de politieke situatie in Europa is veranderd. Defensiesamenwerking helpt deze positieve veranderingen te bestendigen en daarop voort te bouwen. Nederland richt zijn bilaterale militaire samenwerking met Midden- en Oost-Europa in het bijzonder op de zes zogenoemde concentratie-landen: Polen, Tsjechië. Slowakije. Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Het spreekt vanzelf dat onze militaire banden met Polen, Hongarije en Tsjechië nog nauwer zullen worden, zodra zij tot de NAVO zijn toegetreden. Nederland werkt op defensie-gebied bilateraal ook samen met de Baltische Staten. de Russische Federatie, Oekraïne en Slovenië. In multinationaal verband richt de samenwerking zich vooral op het Partnerschap voor de Vrede van de NAVO, dat onlangs is geïntensiveerd.

Ik noem graag twee nieuwe voorbeelden van militaire samenwerkingsprojecten die het politieke nut daarvan duidelijk onderstrepen. In maart jongstleden heb ik in Moskou gesproken met de Russische minister van Defensie en een toespraak gehouden voor de Russische Generale Staf Academie. Eens te meer werd duidelijk hoe belangrijk rechtstreekse contacten zijn voor een goed wederzijds begrip. Ik heb daarop aangeboden een groep Russische officieren in Nederland te ontvangen om hen persoonlijk kennis te laten maken met de Nederlandse defensie-organisatie. Dit aanbod werd aanvaard en jongstleden juni werd een grote groep Russische officieren op het ministerie in Den Haag ontvangen. Van zo’n bezoek kan veel worden geleerd, door Russen én door Nederlanders. Het draagt, hoe kleinschalig ook, bij aan wederzijds respect en vertrouwen. Dat zijn fundamenten voor veiligheid en stabiliteit.

Het is om politieke, financiële en militaire redenen niet wenselijk dat West-Europa een aparte militaire structuur ontwikkelt, naast die van de NAVO.

Een tweede voorbeeld betreft Bulgarije. Bulgarije beoogt nauwe banden met de NAVO en toont zich bereid lasten en verantwoordelijkheden te delen die verband houden met de Europese veiligheid en stabiliteit. Daarom ben ik graag ingegaan op het verzoek van mijn ambtgenoot in Sofia om een Bulgaars geniepeloton op te nemen in het Nederlandse contingent binnen de door de NAVO geleide Stabilisatiemacht in Bosnië. Ter voorbereiding op de uitzending zijn de Bulgaarse militairen zes weken in Nederland geweest. Inmiddels weken Nederlandse en Bulgaarse troepen schouder aan schouder in Bosnië in het belang van Europa’s veiligheid en stabiliteit.

Europese Top in Amsterdam, 1997.

Europese defensiesamenwerking is ook van belang voor de ontwikkeling door de Europese Unie van een slagvaardiger Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Was de Unie decennia lang, om overigens begrijpelijke redenen, vooral bezig met interne zaken, inmiddels betwist niemand dat de Unie ook een effectief extern beleid behoeft. Tijdens de Europese Top in Amsterdam zijn op dit vlak opnieuw enkele stappen vooruit gezet. Daarbij merk ik op dat een Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid uiteindelijk niet afhankelijk is van verdragsteksten, maar van gezamenlijke politieke wil, in het bijzonder op het moment dat zich een lastig probleem voordoet. Van groot belang is vast te stellen dat het ontwerp-Verdrag van Amsterdam in artikel J.13 stelt dat besluiten met implicaties op militair of defensie gebied geen onderwerp zijn van meerderheidsbesluitvorming. Deze zaken zijn immers van zo’n groot belang dat besluiten daarover zijn voorbehouden aan nationale regeringen, die daarover verantwoording afleggen aan het nationale parlement.

Vorig jaar hebben de zestien NAVO-landen in Berlijn besloten de zogenoemde Europese Veiligheids- en Defensie-Identiteit binnen de NAVO te ontwikkelen. Dit is een belangrijk besluit. Het is immers om politieke, financiële en militaire redenen niet wenselijk dat West-Europa een aparte militaire structuur ontwikkelt, naast die van de NAVO. Dit is een onnodige duplicatie van inspanningen. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin de VS ervoor kiezen niet deel te nemen aan een militaire crisisbeheersingsoperatie en Europa wel. In dat geval kan gebruikgemaakt worden van het Navo-concept van de Combined Joint Task Forces. Dit concept maakt het mogelijk dat de West-Europese Unie, na een daartoe strekkend besluit van de NAVO-raad, gebruik maakt van NAVO-middelen. Het optreden van de West-Europese Unie kan, zo is tijdens de EU-top in Amsterdam besloten, in de toekomst plaatshebben op grond van richtsnoeren van de Europese Raad: het forum van staatshoofden en regeringsleiders van de 15 EU-landen. Deze afspraken passen goed binnen het uitgangspunt dat de West-Europese Unie zowel de Europese pijler is van de NAVO als de gewapende arm van de Europese Unie. Langs deze lijnen kan Europese defensiesamenwerking de VS tonen dat Europa meer verantwoordelijkheid wil dragen voor de eigen veiligheid. Dat komt de vitaliteit van de onmisbare NAVO ten goede.

Uit het voorgaande blijkt om welke politieke redenen Europese defensiesamenwerking zo’n belangrijke plaats inneemt in het Nederlandse veiligheidsbeleid. Het is het stellig voornemen van het kabinet op deze ingeslagen weg voort te gaan, in het belang van Europa’s veiligheid en stabiliteit.


De gehele Atlas van augustus 1997 is hier in originele vorm te lezen.