Grenzen zijn het onderwerp van vele hedendaagse discussies. Denk aan Brexit, het migratievraagstuk en het Israël-Palestina conflict. Harde en zachte grenzen, onzichtbare grenzen bewaakt door technologie en simpele grenshekken. Grenzen bestaan er in allerlei vormen en maten. Achter het ontstaan en de verandering van grenzen zit een complex web van belangen en culturele identiteit. Grenzen zijn een product van deze twee concepten en het is dan ook cruciaal om naar deze concepten te kijken als men grenzen wil begrijpen. Daarnaast is het ook belangrijk om te onthouden dat grenzen niet objectief zijn, zo schrijft Ursula K. Le Guin in haar boek The Dispossessed: “Like all walls it was ambiguous, two faced. What was inside it and what was outside it depended upon which side you were on.” Landen hebben ook twee primaire acties als het om grenzen gaat. De grens die ze zelf opwerpen en hoe ze omgaan met de grenzen van andere landen. Bij beide spelen belangen en culturele identiteit een essentiële rol. In welke mate deze twee invloed hebben op het uiteindelijk resultaat is echter zeer wisselend.

Ten eerste het omgaan met grenzen van andere landen. Dit is een redelijk breed gebied maar het komt eigenlijk neer op één belangrijk principe: territoriale soevereiniteit. Mag een land zich bemoeien met de zaken van ander land binnen diens grenzen? Een lopende discussie gaat om het principe van Responsibility to Protect (R2P) (het idee dat landen de verantwoordelijkheid hebben om mensen waar ook ter wereld te beschermen tegen menselijk lijden in de vorm van genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen en misdaden tegen de menselijkheid). Landen hebben die verantwoordelijkheid maar het interessante is hoe ze met die verantwoordelijkheid omgaan. Het is absoluut niet onbekend dat landen hun R2P naast zich neerleggen. Vaak is dit omdat er andere belangen spelen. Dit is bijvoorbeeld evident in de Syrische burgeroorlog. Ondanks uithongering van en aanvallen met indiscriminate weapons tegen de bevolking is er geen directe hulp vanuit andere landen. Rusland houdt Syrië graag te vriend om strategische redenen, zoals een marinebasis in de Middellandse Zee. Belangen spelen dus een aanzienlijke rol. In het geval van Syrië vinden de VS zichzelf niet geschikt om weer in het Midden-Oosten in te grijpen gezien de vorige mislukkingen. Dit is nogal een zwak excuus aangezien vredesopbouwing niet alleen door hen gedaan hoeft te worden en in het verleden ook door meerdere, andere landen is gedaan. De VS gebruiken hun zelfontworpen identiteit dus als een excuus. Dit is de rol van identiteit in de internationale politiek.

Ten tweede het opwerpen van de eigen grens. Zeker binnen de EU is dit op het moment een enorme discussie gaande in verband met migratie en de vluchtelingenstroom naar Europa. Er zijn verschillende posities binnen de EU, van helemaal geen buitenstaanders tot het verwelkomen van alle immigranten. En ook al is het aantal aankomsten flink gedaald sinds 2015 (van 220,000 in één maand als piek tot nog net geen 100,000 sinds begin 2018 tot 31 oktober 2018), is het wel een belangrijke discussie om te voeren gezien de verwachte massamigratie door klimaatverandering. De vraag die de EU dus collectief moet beantwoorden is hoe ze moet omgaan met migratie. Dit is ook een grens, een grens tussen ‘ons’ en ‘de buitenstaanders’. Aanhalingstekens zijn hier noodzakelijk aangezien deze twee begrippen niet goed gedefinieerd kunnen worden. Toch worden ze ontzettend veel gebruikt in maatschappelijk en politiek debat over migratie. “Dé Nederlander”, “dé asielzoeker”, “dé immigrant”. Deze groepen mensen worden allemaal gezien als losstaande groepen met elk een objectieve identiteit. Echter is die identiteit compleet subjectief. De identiteit die een Nederlander aanneemt tot zijn of haar identiteit bepaalt de identiteit die hij of zij projecteert op een ander persoon. Ziet dé Nederlander zich als multicultureel dan gaan de grenzen open en zijn immigranten welkom omdat immigranten als onderdeel van de Nederlandse samenleving worden gezien. Ziet dé Nederlander zichzelf als cultureel homogeen dan gaan de grenzen dicht omdat de buitenstaander een dreiging is voor de homogeniteit. Geen van de uiteindes van het spectrum zijn de werkelijkheid. Weinig landen hebben echte culture homogeniteit en Nederland is zeker niet één van die landen. Zoals eerder gezegd zijn er geen objectieve identiteiten en is er dus ook geen objectieve bepaling van de mate van heterogeniteit van de culturele identiteit van Nederland. Daarom kiezen we politieke partijen die ons idee van culturele identiteit vertegenwoordigen en dan de discussie aangaan met andere politieke partijen, vertegenwoordigers van andere identiteiten. Het debat en de uitkomst van dit debat bepalen de ‘hardheid’ van de grens. Zo is te zien hoe culturele identiteit een essentiële rol speelt in de bepaling van migratiebeleid. De belangen van landen zijn echter ook relevant. De huidige economische toestand in Nederland laat dit op twee manieren zien. Immigranten kunnen een goede aanvoer zijn van nieuwe arbeidskrachten, iets wat broodnodig is gezien de krappe arbeidsmarkt. Aan de andere kant is er ook een schrijnend woningtekort en immigranten die geen accommodatie kunnen vinden en op straat komen of in andere vormen worden ondergebracht kunnen de sociale stabiliteit verlagen. Immigratiebeleid is dus het resultaat van een abstracte culturele identiteit en van praktische belangen.

Ter conclusie, culturele identiteit en belangen zijn onmisbaar als men het handelen van landen en overheden wil begrijpen. Idealistisch gezien leidt begrip ook tot handelen en zodoende moet begrip in dit geval leiden tot het voeren van een goed geïnformeerd debat om zo tot een betere bepaling van culturele identiteit te komen. Ook activisten en de maatschappij zouden landen aan moeten spreken op het schuilen achter excuses als ze hun R2P verantwoordelijkheid niet nakomen.